Preventie? Moeten we dat ook nog?

Paul Huijts, directeur-generaal Volksgezondheid bij het Ministerie van VWS

Preventie? Moeten we dat ook nog?
30–12–2013
Deze uitgave van VOZ Magazine gaat over wensen en verwachtingen die de maatschappij neerlegt bij de eerste lijn. Op mijn werkterrein, dat van de preventie, is dat zeker ook het geval. Maar is het oneigenlijk om een bijdrage aan preventie te verwachten van de eerste lijn? Ik denk het niet.

Het bijzondere van preventie is dat het bepaald geen exclusief medisch domein is. De lijst van niet-medische verworvenheden met een groot positief effect op gezondheid en levensverwachting is lang en bekend. En dat zijn niet slechts voorbeelden uit het geschiedenisboekje. Minister Schippers en staatssecretaris Van Rijn hebben onlangs het Nationaal Programma Preventie uitgebracht met de titel ‘Alles is gezondheid’. Dat het geen nota is alleen over de zorg blijkt al uit het feit dat het stuk mede namens vijf andere ministers en staatssecretarissen aan het parlement is aangeboden. En dat het geen gewone beleidsnota is maar een breed programma heeft alles te maken met het besef dat de overheid maar in beperkte mate bepalend is als je gezondheid wilt verbeteren. Natuurlijk heeft de overheid mogelijkheden om gezondheid van mensen te beschermen en te bevorderen. Denk aan het bevolkingsonderzoek darmkankerscreening dat nu wordt ingevoerd. Of aan de verhoging van de minimumleeftijd voor tabak en alcoholverkoop van 16 naar 18 jaar die per 1 januari 20 14 ingaat. Maar de overheid beïnvloedt maar in beperkte mate de al dan niet gezonde keuzes van burgers. Dat is misschien lastig voor mij als beleidsmaker, maar als burger vind ik het wel een prettig idee. Er zijn talloze andere factoren van invloed op mijn en uw keuzegedrag. En als de overheid dan toch ambities heeft om de algehele gezondheid van de bevolking te verbeteren dan heeft zij de medewerking nodig van een bonte schakering van maatschappelijke partijen. Dat is kwetsbaar. Want een onderwerp dat van iedereen is, is al snel van niemand. Dus hoe krijg je die andere partijen gemotiveerd om mee te doen? Temeer daar je op dit beleidsterrein niet bepaald met grote stappen snel thuis bent. Je hebt heel veel verschillende acties nodig, van heel veel partijen. En die moeten dan ook nog goed gericht en op elkaar afgestemd zijn, er moet geleerd worden van eerdere ervaringen en ze moeten consequent worden volgehouden. Want voor vooruitgang op het terrein van preventie heb je lange adem nodig.

Werkgevers, scholen, bedrijven, gemeenten, sportverenigingen, zorgverleners, ze kunnen allemaal vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid een bijdrage leveren. Maar het heeft geen zin om vanuit de preventiehoek als een missionaris rond te gaan en iedereen er steeds weer van te willen overtuigen dat zij gedreven moeten zijn om bij te dragen aan een gezondere samenleving. Dat wordt op den duur zelfs vrij irritant. Waarschijnlijk bereik je vooral diegenen die al min of meer overtuigd waren. Dus het heeft meer zin om in te spelen op de intrinsieke motivatie van die andere partijen. Het bevorderen van gezond gedrag van leerlingen vanuit de school kan bijdragen aan betere schoolresultaten. Het bevorderen van de gezondheid van werknemers door werkgevers draagt bij aan productiviteit en langere inzetbaarheid. Het bevorderen van gezondheid van burgers door de gemeente helpt diezelfde gemeente in het realiseren van zijn doelstellingen om burgers langer en zo zelfstandig mogelijk te laten participeren in de samenleving. Het inspelen op de toenemende behoefte van consumenten aan gezondere producten draagt voor de producent en winkelier bij aan de marktpositie. Als een organisatie zijn eigen belang herkent in de gezondheidsdoelstellingen van de overheid zal het zijn inbreng ook willen volhouden nadat de overheid, die aanvankelijk als aanjager en verbinder is opgetreden, zich weer terugtrekt. En dan bereik je iets.

En daarmee kom ik bij de eerstelijns gezondheidszorg. Een van de speerpunten van het Nationaal Programma Preventie is om preventie een meer prominente rol te geven in de zorg. Dat is niet echt een nieuwe taak. In vele richtlijnen staan al langer onderdelen die te maken hebben met preventie. Die hebben alleen niet altijd voldoende aandacht gekregen. Een groot aantal partijen uit de zorg (“de partijen voor de Agenda voor de Zorg”) hebben zelf aangegeven dat zij een grotere taak zien voor zichzelf op dit terrein. Dus preventie sluit ook aan bij hun eigen motivatie. Zorgprofessionals willen immers hun patiënten zo goed mogelijk helpen, en wat is beter dan voorkomen dat je patiënt ziek(er) wordt? Het is ook in hun belang omdat in een vergrijzende maatschappij met een steeds hoger aantal chronisch zieken de werklast voor de zorg alleen hanteerbaar blijft als maximaal gebruik wordt gemaakt van preventie en zelfmanagement door de patiënt. Daar komen vanuit de zorg ook steeds meer mooie initiatieven voor. De eerste lijn kan die rol tegenwoordig ook beter spelen door bijvoorbeeld de inzet van praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen. Maar ook door zelf verbinding te zoeken met andere partijen uit de buurt, die een bijdrage kunnen leveren aan gezondheid. Daarnaast praten de brancheorganisaties en VWS over de vraag hoe de financiële prikkels in het zorgsysteem zo kunnen worden georganiseerd dat het ook loont om meer in te zetten op preventie en mensen gezond te houden. Want net als al die andere maatschappelijke partijen krijg je ook een zorgverlener makkelijker mee als de beleidsdoelstellingen niet ingaan tegen het eigen belang.

Alliantie Nederland Rookvrij!
Oude Gracht Groep
IKA Ned
Stichting Kwalificatie & Curriculum Autoriteit
VERA Health and Education
De Rookvrije Generatie